Het verhaal wat jullie nog tegoed hadden: 30 augustus – 8 september - van Kleine Belt naar Helgoland.
Deze week een paar mooie zeiltochten: ouderwets opkruisen als de wind niet helemaal uit de goede hoek komt, onze boot met helmstok voelt dan als een open zeilbootje! Opkruisen kost wel wat meer
tijd, maar nog niet eens anderhalf keer zoveel. Met een dagtocht van ca 25 nM kun je dat er best bij hebben.
In de loop van de week zien we mooiweer-voorspellingen voor de komende week met matige winden uit oostelijke richtingen. Dat maakt dat we een beetje haast krijgen, want we zouden wel via de Eider
naar de Noordzee willen gaan en dat kan alleen met rustig weer en bvk oostenwind. En voor de bestemming Vlieland zijn oostenwinden natuurlijk ook uitermate prettig. De kleine Belt is inderdaad
klein, we zouden er in één dag door kunnen varen. Maar dat is ook weer niet de bedoeling, ook al zijn we op de terugweg, we willen ook wat zien van de Kleine Belt. Zo liggen we nog twee keer in een
baai (aan een mooring), in twee leuke haventjes en varen we inderdaad de Eider af!
Van ‘t eiland Endelave naar Middelfart, de toegang tot de Kleine Belt. Mooi zonnig weer en een lekkere wind, 4 bft ZW. Alleen, naar Middelfart = ongeveer ZW. Met een viertal (of is het 8) flinke
slagen bereiken we ons doel. We kiezen voor de oude haven, het is niet veel meer dan een havenkom. Er liggen een paar mooie historische zeilschepen, een paar vissers en een paar zeilers als wij.
Nog net een plekje langs de kade voor ons. Naast de viswinkel met terras aan het water, vlak naast ons dus. Voor het gemak bestellen we - nog net voor sluitingstijd - een eenvoudige vishap.
Uiteraard geen wifi in zo’n simpele haven, daarvoor naar het bioscoopcafé gegaan. (Waarvoor willen wij toch altijd wifi? 1e om goede weerberichten te kunnen zien, 2e om
contact te houden met het thuisfront, 3e soms om wat dingen van zakelijker aard te regelen.)
Het stadje blijkt erg gemoedelijk en mooi te zijn, veel oude vakwerkhuizen en huisjes. Een leuke, niet drukke winkelstraat en een nieuw havenfront(je) met dure jachthaven en een Kulturhus. Nog tot
een uur of drie gebleven en daarna naar de ankerplaats bij Faenøsund, aan de andere kant van de landtong waar Middelfart op ligt. Een makkelijke plek met moorings, weliswaar alleen voor
‘medlemmer’, toch lekker aan gelegen. Tussen de beboste heuvels, zeer beschut en met zicht op de woensdagavondwedstrijd van de zeilvereniging.
De volgende dag wordt een rustdag op het water, we zeilen een paar eilanden verder naar een volgende ankerplek bij Bågø, ook een mooring voor medlemmer. Wel iets minder goed beschut langs een langgerekte lage kust van het eilandje. Het bijbootje pakken we niet uit voor één dag; aan boord geluierd en zoals altijd weer de komende route’s bestudeerd. Onderweg heeft Aad een geep gevangen, in plaats van makreel, een aal-achtige vis. Voor de zekerheid zoek ik op internet of je die kunt eten en hoe je het klaar moet maken. Het blijkt een heerlijk visje te zijn!
Naar Mommark zeilen we met één extra slag; een klein haventje op het eiland Als. Er is geen dorpje bij, de havenmeester beheert ook een kleine camping en een cafétje; dat is het, een leuk bedoeninkje. We kozen de plek ook uit omdat er diesel zou zijn, maar dat blijkt niet zo te zijn. ’s Avonds worden we tweemaal getrakteerd: eerst op de binnenkomst van een hele grote platbodem Skylge, Nederlandse vlag, die zeer kundig in het piepkleine haventje binnenloopt en keert en aanlegt, mooi schouwspel; en op een taptoe, geblazen op trompet door de havenmeester himself, waarna hij de havengasten nog iets in het Deens toeroept en de vlag strijkt. Wij zijn niet zo heel stipt met het strijken van de vlag, maar nu is het duidelijk dat wij ook meteen de vlag strijken.
We hebben intussen een nieuw probleempje aan boord, de waterpomp pomt zonder dat we water gebruiken. Dat is verdacht en ja, er ligt ook water in de boot. Waar zit het lek? Het water is zoet en een beetje lauw, dat wijst dus naar de boiler; daaronder zien we druppels. Als we de druk er afhalen, stopt het. Voorlopig maar even aanzien en de pomp alleen aan als we water nodig hebben.
De volgende ochtend vertrekken we om 8.00 uur ‘s-morgens (omdat de de wind in de loop van de dag zou afnemen, of juist heel hard zou worden, dat ben ik nu even kwijt), het eerste uur in de stromende regen en zeilen in één slag naar Laboe (bij Kiel), waar je in het weekend geen diesel kunt krijgen.
De weer berichten blijven gunstig voor de Eider, hoewel minder dagen oostelijke wind, dus we kijken kort rond en doen wat boodschappen om de volgende dag meteen het NOK( Noord-Oostzeekanaal) op te varen. Laboe heeft een grote haven, maar is een aardig badplaatsje; handige en aangename plek om te liggen.
Om kwart voor negen komen we voor de Holtenau- sluis aan. Waar moeten we precies zijn? Voor de jachtensluis staan borden ‘niet invaren’ en de lichten op dubbelrood . We roepen de sluiswachter op,
die nogal kortaf is met de mededeling dat we naar de wachtplaats moeten gaan. We zien geen wachtsteigers, dus snappen het niet. “Kijk maar op je kaart” en inderdaad - niet helemaal goed voorbereid
- er is een grote wacht-area, waar je dríjvend wachten kan. Daar hebben we per saldo ruim drie uur(!) liggen wachten. Samen met steeds meer andere jachten. Om twaalf uur ‘mogen’ we met zijn allen
naast twee vrachtschepen
in de grote sluis mee naar binnen. Eindelijk in het NOK, wat een tegenvaller, zullen we het zijkanaal naar de Eider nog wel halen? Wat meevalt, is dat de voorspelde regen niet komt.
Zes uur varen door het kanaal tot het Gieselau zijkanaal. Dat vinden we tamelijk saai, ookal is het wel een door bos beschut kanaal. Na een poosje beginnen we de lichten voor de grote scheepvaart te begrijpen. Er zijn bredere plekken waar ze elkaar veilig kunnen passeren; dus daar zie je dan in de éne richting ineens drie vier van die grote jongens achterelkaar stil liggen (knap werk met die wind) om een nog groter tegemoetkomend schip langs te laten gaan. Dat hebben we zo’n drie, vier keer gezien.
Nét voor sluitingstijd halen de we de Gieselausluis om aan de andere kant voor de nacht aan te leggen aan een steiger zonder bolders of ringen: dan maar aan de brug vastknopen en aan de ketting waarmee het steigertje vastligt! Nu komt het slechte weer! In de stromende regen liggen we daar en omdat we ook ín de boot weer water hebben en het lek van de boiler steeds harder lekt, laten we onze hele watertank maar leegstromen. Vanaf nu is het kamperen met het reservewatertankje. We kunnen die boiler misschien wel ergens laten repareren of vervangen, maar dat doen we dan het liefste in NL.
Er zijn inmiddels weinig dagen oostenwind overgebleven in de voorspellingen: dinsdag kunnen we met ZO naar Helgoland en donderdag vandaar met ZO naar Norderney. Dat betekent maandag zo vroeg mogelijk de Eider af tot Tönningen om nog wat tijd te hebben dat plaatsje te bekijken. Het klaart op en we bevinden ons in een soort Friesland, de boerenbuurt van Sleeswijk-Holstein. Riet langs de kant, vele mooie overnachtingsplekjes, koeien in de wei, af en toe een boerderij, twee dorpen, een stadje, vier bruggen en twee sluizen. Minste diepgang 3,10 m. Het laatste deel is anders en heel mooi, hier begint de beloning: een brede getijden rivier , puur natuurgebied met héél veel vogels op de oevers, koeien lopen als in sillouhet over de dijk (vg. film Gijs: de fanfare) en rennen even later de dijk af en op, opgejaagd door de boer plus hond. Wel stroom tegen, tot af en toe wel drie knopen.
Tönningen is inderdaad een heel aardig stadje, zeker de moeite waard. We liggen er in het droogvallende haventje met prachtig zicht op het oude raadhuis. Laag water is midden in de nacht, dus dat hebben we helaas niet gezien; zwaard op, afsluiters dicht en niks gemerkt. We hebben nog steeds geen diesel kunnen krijgen en dat wordt nu wel nijpend. De pomp die hier zou zijn is al 10 jaar geleden opgeheven (lang leve de uptodate gidsjes) . Maar we krijgen al snel de reservetank van één van de lokalen aangeboden. Dat scheelt een paar ritjes op de fiets? naar een tankstation aan de weg.
Naar zee?, een uur voor hoog water vertrekken, zegt de havenmeester. Dat is 05.00 uur. De boot met wie we samen naar de sluis gaan varen, wil om 6.00 uur vertrekken, de afspraak wordt 5.30 uur. Het is dan nog donker, maar in het oosten zie je wel iets gloren. De boeien zijn niet verlicht. Maar met plotter en (nacht)verrekijker komen we al kronkelend door de enorm weidse watervlakte, via het smalle bevaarbare water (laagste waterstand 4 m) na een uurtje bij de sluis. Langzaamaan wordt het licht; dit is toch wel supermooi! En het houdt niet op, na de sluis is het nog bijna twee uur tussen de platen door slingeren, weer met veel vogels. Inderdaad met rustig weer heel mooi en goed te doen. Als we daar uit zijn, zetten we het zeil en varen in één streep, vrij hoog aan de wind, naar Helgoland.
Op Helgoland blijven we een dagje liggen. Na zoveel dagen achter elkaar doorvaren is een pas op de plaats wel even lekker. Er is bovendien toch geen goede wind (verkeerde richting en te zwak, ZW 2bft).
De weersites brengen vandaag goed nieuws: de zomer is begonnen en ook de oosten winden komen er alsnog aan. Dat biedt perspectieven op een relaxte tocht naar NL !
[Endelave – Middelfart 34 nM, Middelfahrt – Faenøsund 4 nM, Faenøsund – Bågø 12 nM, Bågø – Mommark 26 nM, Mommark – Laboe 34 nM, Laboe – Gieselau-sluis 39 nM, Gieselau – Tönning 42 nM, Tönning – Helgoland 43 nM (totaal 234 nM) ]
Reacties
Reacties
wow. wat lijkt me dit mooi om mee te maken, geweldig! ik geniet iedere keer weer van de verhalen. ik denk trouwens dat jullie nu al thuis zijn? ik zit de hele week op het park. hoop jullie zaterdag te zien bij het open huis
Reageer
Laat een reactie achter!
- {{ error }}